2.6 Financiële kengetallen

Begroting

Met ingang van de begroting 2016 is in de BBV voorgeschreven dat in deze paragraaf een set van vijf verplichte financiële kengetallen opgenomen moet worden voorzien van een toelichting.

Voor statenleden is het van belang dat ze de betekenis van de kengetallen begrijpen en inzicht krijgen in de financiële positie van hun provincie. Een beoordeling van de onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie is daarvoor essentieel. Daarbij is het ook relevant om inzicht te hebben in de ontwikkeling van de kengetallen over de jaren heen.

1A. Netto schuldquote

De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de provincie ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie.

  • A
  • B
  • C
  • D
  • E
  • F
  • G
  • H
  • Ultimo jaar
  • Vaste schulden
  • Netto vlottende schuld
  • Overlopende passiva
  • Financiële activa
  • Uitzettingen < 1 jaar
  • Liquide midelen
  • Overlopende activa
  • Totale baten (excl. mutaties reserves)
  • Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
  • Rekening 2018
  • 114
  • 50.844
  • 72.992
  • 441.339
  • 90.051
  • 2.420
  • 17.325
  • 466.297
  • -92%
  • Begroting 2019
  • 114
  • 50.844
  • 39.228
  • 9.960
  • 31.509
  • -
  • 539
  • 530.414
  • 9%
  • Begroting 2020
  • 114
  • 197.940
  • 34.924
  • -
  • 13.624
  • -
  • -
  • 428.147
  • 51%
  • Raming 2021
  • 114
  • 283.435
  • 30.261
  • -
  • 13.624
  • -
  • -
  • 398.880
  • 75%
  • Raming 2022
  • 114
  • 334.217
  • 29.474
  • -
  • 13.624
  • -
  • -
  • 381.080
  • 92%
  • Raming 2023
  • 114
  • 377.038
  • 29.474
  • -
  • 13.624
  • -
  • -
  • 370.326
  • 106%

Toelichting:

Bij een negatieve schuldquote is er geen sprake van een schuldenlast, maar een overschot aan middelen. Er wordt, anders dan hierboven weergegeven, verwacht dat de schuldquote langer negatief zal blijven en er dus langer een overschot aan middelen zal zijn, omdat een deel van de uitgaven later in de tijd of maar ten dele zullen plaatsvinden.

1B. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in-als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd  voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt in beeld gebracht wat het  aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen.

  • A
  • B
  • C
  • D
  • E
  • F
  • G
  • H
  • Ultimo jaar
  • Vaste schulden
  • Netto vlottende schuld
  • Overlopende passiva
  • Financiële activa (incl. verstrekte leningen)
  • Uitzettingen < 1 jaar
  • Liquide midelen
  • Overlopende activa
  • Totale baten (excl. mutaties reserves)
  • Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
  • Rekening 2018
  • 114
  • 50.844
  • 72.992
  • 766.050
  • 90.051
  • 2.420
  • 17.325
  • 466.297
  • -161%
  • Begroting 2019
  • 114
  • 50.844
  • 39.228
  • 530.628
  • 31.509
  • -
  • 539
  • 530.414
  • -89%
  • Begroting 2020
  • 114
  • 197.940
  • 34.924
  • 528.509
  • 13.624
  • -
  • -
  • 428.147
  • -72%
  • Raming 2021
  • 114
  • 283.435
  • 30.261
  • 523.433
  • 13.624
  • -
  • -
  • 398.880
  • -56%
  • Raming 2022
  • 114
  • 334.217
  • 29.474
  • 511.778
  • 13.624
  • -
  • -
  • 381.080
  • -42%
  • Raming 2023
  • 114
  • 377.038
  • 29.474
  • 493.023
  • 13.624
  • -
  • -
  • 370.326
  • -27%

Toelichting:

Er is een negatieve schuldquote vanwege een overschot aan middelen die is ontstaan door de verkoop van de aandelen Nuon-Energy.

2. De solvabiliteitsratio

Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de provincie in staat is aan haar financiële
verplichtingen te voldoen.

Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een provincie bestaat volgens artikel 42 BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

  • A
  • B
  • Ultimo jaar
  • Eigen vermogen
  • Balanstotaal
  • Solvabiliteit (A/B) x 100%
  • Rekening 2018
  • 1.070.400
  • 1.224.208
  • 87%
  • Begroting 2019
  • 929.499
  • 1.051.345
  • 88%
  • Begroting 2020
  • 822.609
  • 1.089.341
  • 76%
  • Raming 2021
  • 742.105
  • 1.090.331
  • 68%
  • Raming 2022
  • 669.324
  • 1.069.987
  • 63%
  • Raming 2023
  • 607.700
  • 1.060.755
  • 57%

Toelichting:

Door de grote reserves van de provincie is de solvabiliteit hoog.

3. Kengetal grondexploitatie

De afgelopen jaren is gebleken dat grondexploitatie een forse impact kan hebben op de financiële positie van decentrale overheden. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.

  • A
  • B
  • C
  • Ultimo jaar
  • Niet in exploitatie genomen bouwgronden
  • Bouwgronden in exploitatie
  • Totale baten (excl. mutatie reserves)
  • Grondexploitatie (A+B)/Cx100%
  • Rekening 2018
  • -
  • -328
  • 466.297
  • 0%
  • Begroting 2019
  • -
  • 9.210
  • 530.414
  • 2%
  • Begroting 2020
  • -
  • 9.210
  • 428.147
  • 2%
  • Raming 2021
  • -
  • 9.210
  • 398.880
  • 2%
  • Raming 2022
  • -
  • 9.210
  • 381.080
  • 2%
  • Raming 2023
  • -
  • 9.210
  • 370.326
  • 2%

Toelichting:

De gronden van de provincie betreffen met name de natuurgronden en de gronden voor infrastructuur. Hierbij is geen sprake van een grondexploitatie zoals bij gemeenten. De natuurgronden worden ingericht als natuur of worden verkocht wanneer ze niet passen in de EHS. Met de opbrengst daarvan moet andere gronden die wel binnen de EHS passen aangekocht worden (de zogenaamde grond voor grond constructie). Bij de infraprojecten worden de gronden die niet noodzakelijk zijn voor de aanleg van de weg weer verkocht.

4. Structurele exploitatieruimte

Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans  het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of  baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen.
Voorbeelden van structurele baten zijn de algemene uitkering en eigen belastinginkomsten.
Bij structurele lasten zijn dat bijvoorbeeld de personeelslasten, kapitaallasten en bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen. Het onderscheid tussen structureel en incidenteel is ook in een notitie van de commissie BBV vastgelegd en moet conform het BBV ook in de begroting en jaarstukken worden onderbouwd. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn.

In artikel 19 onderdeel c van het BBV wordt een overzicht gevraagd van de geraamde  incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma tenminste de  belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een  totaalbedrag kunnen worden opgenomen. In artikel 19 onderdeel d wordt een overzicht gevraagd van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves. In artikel 23 van het BBV staat dat deze gegevens ook moeten worden verstrekt voor de meerjarenraming. Deze gegevens worden ook verstrekt bij de jaarrekening (zie artikel 19 BBV).
Op basis van deze gegevens kan het saldo van de structurele baten en structurele lasten worden berekend. Daarbij wordt het saldo opgeteld van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves.

De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten (zie artikel 17 onderdeel c van het BBV = exclusief mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage. Om dit kengetal te relateren aan het overzicht van baten en lasten is het noodzakelijk om de volgende cijfers te presenteren:

  • A
  • B
  • C
  • D
  • E
  • Ultimo jaar
  • Totale structurele lasten
  • Totale structurele baten
  • Totale structurele toevoegingen aan de reserves
  • Totale structurele onttrekkingen aan de reserves
  • Totale baten (excl. mutatie reserves)
  • Structurele exploitatieruimte ((B-A)+(D-C))/(E) x 100%
  • Rekening 2018
  • 319.351
  • 302.088
  • -
  • -
  • 375.981
  • -5%
  • Begroting 2019
  • 300.279
  • 359.384
  • -
  • -
  • 389.513
  • 15%
  • Begroting 2020
  • 298.388
  • 299.422
  • -
  • -
  • 321.258
  • 0%
  • Raming 2021
  • 300.822
  • 299.493
  • -
  • -
  • 318.376
  • 0%
  • Raming 2022
  • 298.669
  • 300.981
  • -
  • -
  • 308.299
  • 1%
  • Raming 2023
  • 300.604
  • 303.100
  • -
  • -
  • 308.701
  • 1%

Toelichting:

Bij provincie Fryslân zijn de structurele baten voor de komende jaren toereikend om de structurele lasten te dekken.

5. Belastingcapaciteit: Opcenten

Een provincie heeft de mogelijkheid om het aantal opcenten te verhogen tot de maximaal te heffen opcenten zoals dat door het Rijk wordt bepaald. Geen van de provincies maakt gebruik van dit maximale tarief. De ruimte die provincies hebben, wordt vaak gerelateerd aan de tarieven, die andere provincies hanteren.

  • A
  • B
  • Ultimo jaar
  • Aantal opcenten motorrijtuigenbelasting
  • Landelijk gemiddelde aantal opcenten in jaar ervoor
  • Aantal opcenten tov. Landelijk gemiddelde in jaar ervoor (A/B) x 100%
  • Rekening 2018
  • 70
  • 80,5
  • 87%
  • Begroting 2019
  • 71,1
  • 81,3
  • 87%
  • Begroting 2020
  • 87
  • 81,3
  • 107%
  • Raming 2021
  • 87
  • 81,3
  • 107%
  • Raming 2022
  • 87
  • 81,3
  • 107%
  • Raming 2023
  • 87
  • 81,3
  • 107%

Toelichting:

De OZB en de opcenten zijn voor gemeenten respectievelijk provincies de belangrijkste eigen belastinginkomsten. De belastingcapaciteit geeft inzicht in de mate waarin bij het voordoen van een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar kan worden opgevangen of ruimte is voor nieuw beleid. Om deze ruimte weer te kunnen geven is een ijkpunt nodig. In dit geval landelijk gemiddelde tarieven.

 

Print deze pagina