Bijlage 8 Uitgangspunten begroting 2020

Begroting

Gronden van de ramingen

De cijfers over het jaar 2018 hebben betrekking op de cijfers uit de jaarstukken 2018 zoals door PS vastgesteld op 22 mei 2019. De voor 2019 en volgende jaren vermelde bedragen zijn inclusief de besluitvorming van de Staten tot en met 10 juli 2019 en de doorwerking van de begrotings¬wijzigingen van voorgaande jaren.

Uitgangspunten van de ramingen:

  • Onderwerp
  • Inflatievergoeding
  • Loonstijging provincie
  • Prijsstijging provincie
  • Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen
  • IBOI vergoeding RSP projecten
  • Indexering langlopende projecten
  • Parkeervoorziening provinciehuis (vast percentage)
  • Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer
  • Rendementsderving
  • Toevoegingen verplichte rente aan voorzieningen/overlopende passiva
  • Rendementsderving bij inzet van belegd vermogen
  • 2019
  • 0%
  • 3%
  • 1,6%
  • 1,6%
  • 1,5%
  • 0%
  • 2,5%
  • 2,7%
  • 0%
  • 0,6%
  • 2,8%
  • 2020
  • 0%
  • 2,5%
  • 2%
  • 2,25%
  • 2,2%
  • 0%
  • 2,5%
  • 3%
  • 0%
  • 0,5%
  • 2,8%

Toelichting op de uitgangspunten

Inflatievergoeding

Loonstijging provincie
Eind februari is een onderhandelaarsakkoord gesloten met de bonden van de werknemers. De nieuwe voorgestelde cao heeft een looptijd van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020. Voor wat betreft de loonparagraaf zijn de volgende afspraak gemaakt, welke ook de uitgangspunten voor de begroting 2020 vormen. De salarissen zullen per 1 januari 2019 stijgen met 2,5%, per 1 juli 2019 met 1%, per 1 januari 2020 met 2% en per 1 juli 2020 met 1%.

Gemiddelde loonstijging 2019 is 3,0%.
Gemiddelde loonstijging 2020 is 2,5%.

In de begroting 2019 was al rekening gehouden met een stijging van de loonkosten 3%,
dit is conform de uitkomsten van de cao en zorgt dus niet voor een extra verhoging.
Na de looptijd van de cao wordt de loonstijging gebaseerd op de prijsindex loonvoet sector overheid zoals opgenomen in de septembercirculaire 2018. Dt betekent voor 2021 3,0%, 2022 3,6% en voor 2023 3,6%. Voor 2024 en verder worden de salarissen geraamd conform de ontwikkeling van het bruto binnenlands product van 1,9%.

Prijsstijging provincie
De raming van de nominale ontwikkeling goederen en diensten is gebaseerd op de prijsstijging van het bruto binnenlands product zoals opgenomen in de septembercirculaire provinciefonds 2018. Voor het jaar 2020 bedraagt deze 2,0%. Bij de begroting 2018 is besloten om deze index ook weer van toepassing te verklaren op (groot) onderhoud wegen en vaarwegen. Daarbij is afgesproken om periodiek (elke 4 jaar) te herijken of deze indexering afgeweken heeft van de CBS index grond, weg- en waterbouw 42/43 Grond, weg- en waterbouw. In dat geval zal voorgelegd worden om de onderhoudsbudgetten te verhogen.

Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen
Bij de gesubsidieerde instellingen wordt voor de prijsinflatie rekening gehouden met de
eerder genoemde 2,0% (goederen en diensten) uit de septembercirculaire provinciefonds
2018 en de geraamde loonstijging provincie van 2,5%. Het gemiddelde van beide percentages (2,25%) vormt de indexatie, omdat deze partijen zowel met prijsstijgingen
van goederen en diensten als van personele kosten te maken hebben. Bij enkele instellingen worden de richtlijnen van de begroting voor de indexering niet standaard gevolgd aangezien hierover andere afspraken zijn gemaakt. Het gaat hierom:
Gemeenschappelijke regelingen:
– SNN
– Noordelijke Rekenkamer
– Fumo
– Marrekrite
– Tresoar
– Fryske Akademy
Overig:
– IPO
– Prijzenbeleid
– Regionaal college waddengebied/wadlopen/servicepunt waddengebied

In de begroting is voor deze instellingen vooralsnog rekening gehouden met het
hierboven beschreven prijsstijgingspercentage van 2,25%.

IBOI vergoeding RSP projecten
RSP gelden voor de infrastructurele projecten zijn de afgelopen jaren eerder uitgekeerd door het rijk dan dat qua kasritme benodigd was voor de RSP projecten. Hierdoor wordt over deze gelden geen inflatie meer vergoed. Om dit te compenseren wordt een inflatievergoeding toegekend over het nog niet bestede saldo van de RSP(infra)gelden. Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op het IBOI percentage zoals opgenomen in de kerngegevenstabel horende bij de decemberraming 2018 van het CPB. Het meest actuele cijfer is hiermee de IBOI over 2019 van 2,2%.

Indexering langlopende projecten
Bij langlopende projecten is het gebruikelijk om deze te ramen met de prognose einde werk. Vandaar dat hier geen indexering plaatsvindt.

Parkeervoorziening provinciehuis
Voor de parkeervoorziening provinciehuis is de indexering op 2,50% vastgesteld vanaf het moment van ingebruikname hiervan.

Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer
In de overeenkomsten met de vervoerders is vastgelegd dat deze de LBI (Landelijk Bijdrage Index) index toegekend krijgen. Deze indexering zal afwijken van de door ons bepaalde indexering.
Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt is gebaseerd op de raming 2019. Bij de 1e berap zal deze voor het jaar zelf bijgesteld worden op basis van de definitieve index van het voorgaande jaar.

Rente/Rendement

Toevoeging rente aan reserves/voorzieningen/overlopende passiva
Voor de toerekening van rente aan de voorzieningen/overlopende passiva daar waar dat verplicht wordt gesteld sluiten wij aan bij het gemiddelde rentepercentage van de 10- en
5-jaars Nederlandse staat. Waar deze verplichting niet aanwezig is, worden voorzieningen niet geïndexeerd. De hoogte van voorzieningen is afhankelijk van de onderbouwing van de betreffende voorziening. Deze onderbouwing bepaalt het niveau van de voorziening.

Rendementsderving bij inzet van belegd vermogen
Indien er extra middelen ingezet moeten worden voor projecten die nog niet in de begroting zijn opgenomen, waardoor er aanspraak wordt gemaakt op ons belegd vermogen dan brengen wij daarvoor het rendementspercentage in rekening van de huidige beleggingsportefeuille.
In het geval dat wij substantiële bedragen vooruit ontvangen van derden en daaraan rendement wordt toegerekend dan hanteren wij daarvoor het dan geldende rentepercentage van schatkistbankieren.

Externe tarieven 2020
Jaarlijks worden de externe tarieven berekend op basis van de normbedragen en een opslag voor de bedrijfsvoeringskosten. Deze tarieven worden in het najaar door het college vastgesteld.

Provinciefonds
De raming van het Provinciefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2019, hierin is de laatste actualisatie van het accres verwerkt. Vanwege de fluctuaties van het accres houden we meerjarig voorzichtigheidshalve rekening met een 1%-punt lager accres dan vermeld in de circulaire. Bij hoge pieken in het geraamde accres (boven de 5%) wordt voorzichtigheidshalve rekening gehouden met een 2%-punt lager accres. Vanaf het jaar 2020 is op dit moment in de meerjarenraming geen sprake van een dergelijk hoog accres.

De decentralisatie uitkeringen voor 2019 en verder zijn conform de meest actuele cijfers in de meicirculaire 2019 begroot.

Daarnaast houden wij de verwachte toevoeging in de ruimte van het plafond btw compensatiefonds buiten de raming, gezien de onzekerheid hiervan. De ruimte onder dit plafond wordt in de meicirculaire na afloop van het betreffende jaar toegekend.

Opcenten motorrijtuigenbelasting
Het aantal opcenten voor 2020 is bepaald op 87,0 punten. Dit aantal punten is vastgesteld n.a.v. het besluit bij de begroting 2018 om de opcenten m.i.v. 2020 structureel met € 10 mln. te verlagen.

De actuele raming van de opbrengst uit de opcenten motorrijtuigenbelasting is gebaseerd
op de realisatie van 2018. De realisatiecijfers van het wagenpark zijn geactualiseerd aan
de hand van de opgaaf van de belastingdienst per ultimo 2018. De indexering voor 2019
en verder is gebaseerd op de ontwikkeling van het bbp conform de septembercirculaire
provinciefonds 2018.

Print deze pagina